Individueel
De leerling staat centraal in het animatie proces. De
leerkracht heeft slechts een begeleidende rol en stuurt de leerlingen enkel in
een goede richting. De leerlingen doen het meeste werk. Omdat de kinderen
centraal staan, leren ze ook zelfstandiger werken. Ze zijn verantwoordelijk
voor hun eigen werk.
Om een animatiefilm te maken, moeten de kinderen in staat zijn om georganiseerd te denken. Wat doe ik nu, wat doe ik later? Wie doet wat?
Ze testen ook hun verbeeldingskracht en creativiteit. Alles kan in een animatiefilm. Ze kunnen het verbeelding testen door het gebruik van verschillende materialen. Wat kan er bijvoorbeeld gedaan worden met een ordinair voorwerp?
De kinderen ontwikkelen zelfexpressie, ze leren zichzelf uitdrukken aan de hand van animatie. Animatie is ook een middel waarop ze hun ideeën en gevoelens kunnen weergeven. Tegelijkertijd leren ze gedragingen van anderen te begrijpen. Ze moeten hun object animeren om zo een bepaald gedrag, een bepaald gevoel weer te geven.
Dit gevoel moeten ze weten over te brengen naar de kijker van de film.
Tijdens het werken met animatie is het mogelijk om aan integratie te doen. Dit kan met kinderen uit andere leerjaren worden gedaan, maar ook met kinderen met een beperking. Misschien kan het kind niet knippen of boetseren, maar is het kind wel goed in ideeën aanbrengen.
Kinderen met verschillende mogelijkheden en achtergronden kunnen samenwerken aan één film. Kinderen leren hun ideeën te delen met elkaar.
Ze werken ook aan storytelling. De kinderen vertellen een verhaal aan de hand van een animatiefilm. De kinderen testen hun humoristisch vermogen wanneer ze een humoristische animatiefilm willen maken. Ze proberen origineel en grappig uit de hoek te komen.
Dat in animatie alles kan, kan hen daarbij helpen. In een animatiefilm hoef je geen rekening te houden met de natuurwetten.
Bij het maken van de animatiefilm moeten de kinderen esthetische keuzes maken. Ook denken ze na over welke taal ze gebruiken. Gebruiken ze dialogen, een verteller of helemaal geen verbale taal.
Ze leren naar details kijken. Moet dit er bij? Is dit belangrijk voor de film? Waarom staat dit daar?
Wanneer ze tevreden zijn van hun resultaat, of ze merken dat ze goed zijn in het animeren krijgen de kinderen ook meer en meer zelfvertrouwen. Er bestaan wedstrijden voor kinderen of scholen, waarvoor een film ingediend kan worden. Als dit gedaan wordt kunnen de kinderen nog meer zelfvertrouwen krijgen. “Kijk, dat is onze film!”
Een andere manier waarop het zelfvertrouwen van kinderen kan worden versterkt, is doordat de kinderen in contact komen met verschillende nieuwe technieken, materialen, en handelingen. Een kind dat bijvoorbeeld minder goed is in schrijven of rekenen, kan hier dan weer uitblinken in boetseren of animeren. Nieuwe talenten van de kinderen kunnen worden ontdekt. Een ander kind kan goed zijn in het verzinnen van spannende verhalen, terwijl hij in de klas misschien een minder sociaal kind is. Iedereen zal zich wel ergens mee kunnen verbinden, dat hij graag doet.
Ook het werken met de camera of de computer kan voor de kinderen fascinerend zijn.Media spelen alsmaar meer een belangrijke rol in het dagelijks leven. Waarom dan niet integreren in de klas? Dit leren werken met media zoals computers, software en camera’s noemen we computergeletterdheid.
Om een animatiefilm te maken, moeten de kinderen in staat zijn om georganiseerd te denken. Wat doe ik nu, wat doe ik later? Wie doet wat?
Ze testen ook hun verbeeldingskracht en creativiteit. Alles kan in een animatiefilm. Ze kunnen het verbeelding testen door het gebruik van verschillende materialen. Wat kan er bijvoorbeeld gedaan worden met een ordinair voorwerp?
De kinderen ontwikkelen zelfexpressie, ze leren zichzelf uitdrukken aan de hand van animatie. Animatie is ook een middel waarop ze hun ideeën en gevoelens kunnen weergeven. Tegelijkertijd leren ze gedragingen van anderen te begrijpen. Ze moeten hun object animeren om zo een bepaald gedrag, een bepaald gevoel weer te geven.
Dit gevoel moeten ze weten over te brengen naar de kijker van de film.
Tijdens het werken met animatie is het mogelijk om aan integratie te doen. Dit kan met kinderen uit andere leerjaren worden gedaan, maar ook met kinderen met een beperking. Misschien kan het kind niet knippen of boetseren, maar is het kind wel goed in ideeën aanbrengen.
Kinderen met verschillende mogelijkheden en achtergronden kunnen samenwerken aan één film. Kinderen leren hun ideeën te delen met elkaar.
Ze werken ook aan storytelling. De kinderen vertellen een verhaal aan de hand van een animatiefilm. De kinderen testen hun humoristisch vermogen wanneer ze een humoristische animatiefilm willen maken. Ze proberen origineel en grappig uit de hoek te komen.
Dat in animatie alles kan, kan hen daarbij helpen. In een animatiefilm hoef je geen rekening te houden met de natuurwetten.
Bij het maken van de animatiefilm moeten de kinderen esthetische keuzes maken. Ook denken ze na over welke taal ze gebruiken. Gebruiken ze dialogen, een verteller of helemaal geen verbale taal.
Ze leren naar details kijken. Moet dit er bij? Is dit belangrijk voor de film? Waarom staat dit daar?
Wanneer ze tevreden zijn van hun resultaat, of ze merken dat ze goed zijn in het animeren krijgen de kinderen ook meer en meer zelfvertrouwen. Er bestaan wedstrijden voor kinderen of scholen, waarvoor een film ingediend kan worden. Als dit gedaan wordt kunnen de kinderen nog meer zelfvertrouwen krijgen. “Kijk, dat is onze film!”
Een andere manier waarop het zelfvertrouwen van kinderen kan worden versterkt, is doordat de kinderen in contact komen met verschillende nieuwe technieken, materialen, en handelingen. Een kind dat bijvoorbeeld minder goed is in schrijven of rekenen, kan hier dan weer uitblinken in boetseren of animeren. Nieuwe talenten van de kinderen kunnen worden ontdekt. Een ander kind kan goed zijn in het verzinnen van spannende verhalen, terwijl hij in de klas misschien een minder sociaal kind is. Iedereen zal zich wel ergens mee kunnen verbinden, dat hij graag doet.
Ook het werken met de camera of de computer kan voor de kinderen fascinerend zijn.Media spelen alsmaar meer een belangrijke rol in het dagelijks leven. Waarom dan niet integreren in de klas? Dit leren werken met media zoals computers, software en camera’s noemen we computergeletterdheid.